Fietspaden en fietsstroken: ze lijken op elkaar, maar de regels zijn verschillend. En dat geldt ook voor de aanduidingen ervan. We leggen uit hoe je ze van elkaar onderscheidt en waar je mag en moet fietsen.
Vrijliggend of rijbaan?
Een vrijliggend fietspad is – zoals de naam al aangeeft – geen onderdeel van de rijbaan. Toch heb je alleen al bij dit type fietspad drie verschillende verkeersborden, elk met hun eigen regels.
- Een rond blauw bord met alleen een fiets afgebeeld, geeft aan dat het om een verplicht fietspad gaat. Dit betekent dat fietsers hier gebruik van moeten maken. Dit geldt ook voor snorfietsers.
- Een rechthoekig blauw bord met de tekst ‘Fietspad’ geeft een onverplicht fietspad aan. Je mag hier als fietser gebruik van maken, maar dat hoeft niet. Vaak wordt hier een onderbord geplaatst met de tekst ‘Dus niet brommen’.
- Sinds de verbanning van bromfietsen naar de rijbaan zijn er ook fiets/bromfietspaden. Hier moeten zowel fietsers als bromfietsers gebruik van maken.
In tegenstelling tot vrijliggende fietspaden zijn fietsstroken wel onderdeel van de rijbaan. Ook hier zijn weer drie varianten te onderscheiden: fietsstroken met onderbroken streep, fietsstroken met doorgetrokken streep en fietssuggestiestroken.
Fietsstroken zijn te herkennen aan het fietssymbool dat op de weg is aangegeven. Automobilisten mogen hier niet rijden, parkeren of stoppen. Wel mag een automobilist de onderbroken streep overschrijden om bijvoorbeeld af te slaan of een parkeerplaats op te rijden. Hierbij geldt echter wel dat fietsers niet gehinderd mogen worden.
Een fietssuggestiestrook lijkt op het eerste gezicht op een fietsstrook met doorgetrokken streep, maar in feite is het helemaal geen fietsstrook. Dit kun je zien aan het ontbreken van het fietssymbool. Je bent als fietser dan ook niet verplicht om er gebruik van te maken.
Fietssuggestiestroken worden tegenwoordig steeds vaker door wegbeheerders aangelegd om de snelheid van automobilisten te beperken. Nadeel is echter dat ze fietsers geen bescherming bieden omdat het geen echte fietsstroken zijn. Automobilisten mogen er dan ook gewoon stoppen en parkeren als de overige verkeersregels op deze weg dat toestaan.
Minimale breedte van het fietspad
Een fietspad moet volgens de Ontwerpwijzer Fietsverkeer van het CROW minimaal 2 meter breed zijn. Dit heeft te maken met de wettelijk toegestane breedte van een fiets van 75 centimeter. Daar wordt 25 centimeter aan ‘vetergang’ – ruimte die fietsers nodig hebben om te slingeren – bij op geteld. Dat geeft een minimale breedte per rijrichting van een meter.
Een fietsstrook mag smaller zijn dan een vrijliggend fietspad en heeft volgens het ‘Handboek Wegontwerp’ een minimale breedte van 1.25 meter. Het is echter aan de wegbeheerder om de werkelijke breedte te bepalen; met name bij fietssuggestiestroken is de breedte vaak minder dan 1.25 meter.
Bron: Fietsersbond